De toekomst van de voedselvoorlichting
Isabel Boerdam

De toekomst van de voedselvoorlichting

zaterdag 03 oktober 2015


In een tijd waarin de dieetboeken elkaar verdringen en iedereen iets vindt over gezond eten, wat is dan de basis voor een goed voedingsadvies? Wat is de toekomst van onze voedingsvoorlichting en hoe moeten wij het kaf van het koren scheiden? Ik interviewde vier deskundigen over deze interessante vragen.

Eet ik gezond?
‘Eet ik gezond?’ Dat is een vraag die de laatste jaren Nederland steeds meer in zijn greep heeft. ‘Als je aan honderd mensen vraagt wat gezond eten is krijg je honderd verschillende antwoorden,’ aldus Jaap Seidell, hoogleraar Nutrition and Health aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en lid van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding. ‘Je hebt vegetariërs, veganisten, zuivelmijders, raw-foodies, fruitariërs, koolhydraatverbanners en ga zo maar door. Dat is niet gek want voeding is heel erg complex. Het gaat over de ingewikkelde biologie van planten en dieren die wij eten, en dat stoppen we dan ook nog eens in een complex biologisch systeem met levers, harten en nieren. Dus zo gemakkelijk is het niet om daarover een eenduidig advies te geven dat gemiddeld voor iedereen relevant is.’

Gelukkig is onze kennis over voeding de laatste jaren aanzienlijk toegenomen en staan de hoofdlijnen vast. We moeten meer groente en fruit eten, minder rood vlees en producten met een zo laag mogelijke glycemische index[1]. Daar zijn de voedingsdeskundigen het over eens. ‘Als je kijkt naar wat gezond is, dan is negentig procent robuust in de tijd gebleken,’ betoogt Stephan Peters, kennisspecialist van het Voedingscentrum. ‘Enkel die tien procent is variabel. Er zijn geen grote revoluties geweest in onze voedingskennis de laatste tien jaar, al doen diverse boeken dat wel geloven. Dat zijn modeboeken, daar is geen goede wetenschappelijke basis voor. Als je alle richtlijnen van de Gezondheidsraad door de tijd heen naast elkaar legt zie je weinig veranderingen.’

Wetenschappelijke consensus als basis: ontoereikend of garantie voor zekerheid?
Toch geeft die overige tien procent genoeg ruimte tot discussie over het juiste voedingsadvies. Terwijl de dieetboeken elkaar verdringen om de aandacht van de met overgewicht kampende Nederlanders, probeert het Voedingscentrum zijn hoofd boven water te houden als autoriteit op het gebied van voeding. Zijn missie is om de consument te informeren over en te stimuleren tot een gezonde en meer duurzame voedingskeuze. Dit doet het Voedingscentrum door de richtlijnen voor gezonde voeding, zoals eens in de vijf jaar opgesteld door de Gezondheidsraad, te vertalen naar begrijpelijke en direct toepasbare adviezen die jaarlijks door zes miljoen[2] mensen op de website worden gelezen. Interessant om te zien is dat die adviezen door de jaren heen opvallend stabiel zijn gebleven en niet zijn meegegaan met de diverse voedingshypes over het gevaar van ons trouwe glas melk en de bekende boterham. Simon Rozendaal, scheikundige en wetenschapsjournalist van Elsevier, wijt dit aan de consensusmethode die het Voedingscentrum hanteert: ‘Als je je op consensus baseert, betekent dat dat de grootste gemene deler van voedingswetenschappers bepaalt welk standpunt je inneemt. Daar gaat veel tijd overheen. Misschien dat over een jaar of vijftien het Voedingscentrum er ook achter komt dat je uit moet kijken met snelle koolhydraten en melk, maar dat vind ik wel erg traag.’ Kris Verburgh, arts en schrijver van de omstreden en veel besproken Voedselzandloper, doet er nog een schepje bovenop: ‘De consensuswetenschap die zij doen, dat is halfslachtige wetenschap. Het is geen echte oplossing want als iedereen zich erin kan vinden, dan is het advies enorm afgezwakt en zal het gezondheidseffect minder evident zijn.’

Toch valt er ook veel voor consensus te zeggen volgens Liese Weemaels, woordvoerder van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ). Zij noemt het de waarborg dat VIGeZ correct te werk gaat. Dit wordt bevestigd door Stephan Peters van het Voedingscentrum: ‘Wij zijn niet de snelste, maar dat hoeft ook niet. Wij willen alles goed onderbouwd doen. Wij vragen niet de mening van één wetenschapper, wij willen graag draagvlak voelen.’

Ook Seidell pleit voor de consensusmethode: ‘Als er geen consensus is gaat iedereen roepen dat het niet waar is. Het klopt dat het traag is, maar het kost ook tijd voor de voedingswetenschap om alle nieuwe bewijzen te koppelen aan wat we al weten en te bepalen of we de tanker iets naar links of naar rechts moeten bewegen. Als je probeert om dagelijks de voorlichting te actualiseren, wordt iedere keer de boodschap aangepast en ingetrokken. Daarmee wordt deze ongeloofwaardig en weet je als consument niet meer waar je aan toe bent.’

Het voedingsadvies: begrijpelijk en haalbaar of complex en optimaal?
Voor de voedselvoorlichting is het sowieso lastig om de consument, die gemiddeld over weinig voorkennis beschikt en niet snel geneigd is tot veranderen, op de juiste manier te adviseren. ‘In de vertaalslag van de wetenschap naar de consument gaat een hoop verloren, legt Rozendaal uit. ‘Je kan lang niet alle details en nuances doorgeven. Dat is het ingewikkelde van communicatie, ook in de journalistiek.’ Kris Verburgh heeft felle kritiek op deze wijze van communiceren: ‘Het advies van het Voedingscentrum en VIGeZ naar de consument is een oververeenvoudiging. De bevolking moet het kunnen begrijpen, maar daardoor ga je voeding veel te vereenvoudigd voorstellen. Het onderscheid tussen rood en wit vlees, goede en slechte vetten en trage en snelle suikers gaat verloren omdat men denkt dat het te complex is. Je gaat het hele voedingspatroon reduceren en proppen in één model. De consument heeft het recht om te weten dat er nog andere voedingsmodellen zijn die ook nog eens gezonder zijn.’
Het Voedingscentrum heeft hierover zijn eigen opvatting: ‘Wij willen zo dicht mogelijk bij het huidige voedingspatroon van de Nederlanders blijven en hetgeen niet goed is proberen aan te passen. Zo is de stap van een gemiddeld naar een gezond eetpatroon zo klein mogelijk,’ licht Stephan Peters toe. ‘Hierbij gaan wij dus niet uit van een optimaal voedingspatroon, maar van de haalbaarheid voor de Nederlander. Anders sta je te ver af van de beleving van de consument.’ Toch levert deze handelswijze opmerkelijke discrepanties op: worden de Nederlandse aardappels in The Healthy Eating Pyramid van Harvard in de verboden top geplaatst, staan ze in de Schijf van Vijf nog vooraan afgebeeld. Verburgh gaat hier dan ook resoluut tegenin: ‘Ik ben het niet eens met de insteek van het Voedingscentrum om de stap naar een gezond eetpatroon zo klein mogelijk te maken. Dit is weer een voorbeeld van die consensus. Je sluit een compromis met de bevolking: we stellen niet voor wat werkelijk gezond is, maar wat haalbaar is is. De wetenschappelijke aanbevelingen moeten juist aangeven wat het gezondst is. Want als je gaat toegeven aan de standaard dan gaat het advies verwateren en zal het effect op de gezondheid veel minder krachtig zijn.’

Dit effect is echter voor iedereen verschillend want de een krijgt buikpijn van zuivel terwijl de ander niet kan slapen van koffie en de derde glutenintolerant is. ‘Toen ik nog werkzaam was bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) had iedere afdeling een andere conclusie met betrekking tot dezelfde voedingsmiddelen,’ verklaart Jaap Seidell. ‘De afdeling toxicologie vond dat er te veel nitraat zat in bladrijke groente en de afdeling voor kanker zei dat nitraat kankerverwekkend is, maar tegelijkertijd zijn mensen die veel groente eten gezonder. Hetzelfde geldt voor vis, daar zitten zware metalen in maar ook bijzonder veel goede vetzuren die beschermen tegen hart- en vaatziekten. Het netto-effect van deze gunstige en ongunstige stoffen op ons lichaam is altijd de vraag en dat kan bij iedereen anders zijn. De afdelingen gaan samen op zoek naar de juiste afweging. Daarom is de boodschap van het Voedingscentrum: eet matig en gevarieerd zodat je het risico spreidt. Dat is een saaie boodschap en daar kan je het als criticus heel erg mee oneens zijn.’

De toekomst: meerdere toegespitste voedingsadviezen of meer instituten?
Een mogelijke oplossing voor deze variabele invloed van voeding zou gevonden kunnen worden in het geven van meerdere toegespitste adviezen, zoals dit in Vlaanderen gebeurt met de diverse variaties van de Actieve Voedingsdriehoek. Erika Vanhauwaert, mede-ontwikkelaar van dit Vlaamse voedingsvoorlichtingsmodel, legt uit dat er varianten zijn gemaakt van het model die speciaal zijn afgestemd op peuters, kleuters, diabeten en de Turkse en Marokkaanse inwoners van België. Ook het Voedingscentrum is nu bezig met de ontwikkeling van vergelijkbare varianten van de Schijf van Vijf. Seidell adviseert hun dit al jaren: ‘In de toekomst moet er meer rekening gehouden worden met verschillende uitzonderingen zoals vegetarisch, geen koolhydraten, geen suikers, geen zuivel, geen vet, enzovoort. Er moeten verschillende adviezen op maat ontwikkeld worden waarbij uitgelegd wordt hoe je die specifieke groep voedingsmiddelen kan vervangen zonder te kort te komen. Je kunt eindeloos variëren in voedselland en zo kiest iedereen zijn eigen waarheid.’

Ook Kris Verburgh vindt dat er sprake moet zijn van keuze. Toch heeft hij een andere toekomstvisie: ‘De bevolking heeft het recht om te weten dat er meer meningen bestaan over voeding. Daarom ben ik geen voorstander van één centrum, maar van meerdere centra die allemaal wetenschappelijk te werk gaan, niet op basis van consensus. Een voorbeeld van zo’n instituut is Voeding Leeft. Dit instituut zorgt ervoor dat een wetenschappelijke discussie op gang komt en concurrentie geduld wordt.’ Seidell is het hier niet mee eens. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de boodschap van één afzender moet blijven komen. Als het Voedingscentrum er niet zou zijn dan gaan anderen voorlichten, waaronder de voedingsindustrie, die vindt dat zij ook een educatieve functie vervult. In elk land is er een onafhankelijk voorlichtingsbureau nodig met een eenduidige afzender. Waar moet je anders terecht met je vragen? Je kan zelf niet het kaf van het koren scheiden.’

Dat de voedselindustrie binnen de voedselvoorlichting een problematische positie inneemt beaamt ook Verburgh. Hij verwijst naar het vermoeden van de fameuze Amerikaanse voedselwetenschapper Walter Willit dat er bij de overheidsvoorlichting sterk gelobbyd wordt door het bedrijfsleven en dat hun voedingsvoorlichtingsmodellen de vlees- en zuivelindustrie zelfs in de kaart zouden spelen. ‘Het is aan onderzoeksjournalisten om dat uit te zoeken, maar het zou mij niet verbazen. In de toekomst kunnen deze instituten daarom het beste gesponsord worden door verzekeringsmaatschappijen. De toegenomen welvaartsziekten kunnen immers beperkt worden door de juiste voedingsadviezen. Dit maakt dat verzekeringsmaatschappijen enorm gebaat zullen zijn bij instituten die het optimale, compromisloze voedingsadvies durven geven.’

De taak van de consument: toenemende eigen verantwoordelijkheid
Zoals Jaap Seidell aanstuurt op het kiezen van de eigen waarheid, zo schrijft Verburgh de consument een nog grotere verantwoordelijkheid toe. ‘De consument dient zich te realiseren dat de overheidsadviezen niet altijd de beste zijn en zeker gezonder kunnen. Die adviezen zijn consensussen van verschillende wetenschappelijke benaderingen en compromissen met de bevolking. Kijk en luister dus vooral internationaal. Probeer je te baseren op wat bekende professoren zeggen en luister ook naar professoren die wat verder durven te gaan dan het standaard overheidsadvies. Want voedingswetenschappers zijn soms enorm conservatief, maar als je grote gevolgen voor je gezondheid teweeg wilt brengen, moet je ook drastische veranderingen doorvoeren.’

Rozendaal sluit af met een nuchtere conclusie: ‘Naar mijn smaak moet je alle voedingsadviezen met een korrel zout nemen, ook mijn eigen adviezen. Je moet je gezonde verstand gebruiken, kritische afwegingen maken en je realiseren dat de absolute waarheid op voedingsgebied niet bestaat. De adviezen zullen steeds beter worden maar nooit af zijn. De voedingswetenschap blijft constant in beweging.’

Conclusie
Nederland heeft voedingsadvies nodig. Daar zijn de deskundigen het over eens, en tot op heden vervult het Voedingscentrum daarin een autoritaire rol. Gezien zijn maatschappelijke functie is de keuze voor een advies voortgekomen uit wetenschappelijke consensus en gericht op landelijke haalbaarheid, begrijpelijk. Toch merkt Kris Verburgh terecht op dat de consument het recht heeft te weten dat het gezonder kan. In lijn met de gedachten van Jaap Seidell en onze zuiderburen mag de ingeslagen richting naar meer toegespitste voedingsadviezen daarom als een goede ontwikkeling worden beschouwd. Hoewel de bevolking zo een genuanceerder en breder beeld van voeding krijgt, blijft het kaf van het koren scheiden echter lastig. Een blind vertrouwen in het Voedingscentrum? Over de grenzen kijken naar vooraanstaande, maar voor velen onbekende topwetenschappers? Simon Rozendaal legt de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de consument en daar sluit de huidige ontwikkeling bij aan. Een keuze uit meerdere adviezen vergt immers een groter voedingsbewustzijn en spoort aan het heft in eigen hand te nemen en voortaan zelf te oordelen over de vraag: ‘Eet ik gezond?’

 









[1] De glycemische index is een maat voor het effect van koolhydraten op de bloedglucosespiegel.




[2] Aldus Stephan Peters, kennisspecialist van het Voedingscentrum.


Lees ook

Zo haal je het meeste uit het laatste zomervakantieweekend
  • 28 August 2025

Zo haal je het meeste uit het laatste zomervakantieweekend

Het einde van de zomervakantie is in zicht

  • Karlijn Swaen
Artikel bekijken
Parelcouscous bowl met gestoomde groente en crispy maïs
  • 05 September 2025

Parelcouscous bowl met gestoomde groente en crispy maïs

We zijn altijd op zoek naar nieuwe manieren om gezond én lekker te eten, zonder dat je uren in de keuken hoeft te staan

  • Karlijn Swaen
Recept bekijken
Granola test: welke granola is het lekkerst én het gezondst?
  • 08 September 2025

Granola test: welke granola is het lekkerst én het gezondst?

Granola is niet meer weg te denken van de ontbijttafel

  • Karlijn Swaen
Artikel bekijken

1 Reacties

Erg interessant om te lezen, Isabel! Zelf heb ik (natuurvoedingsadviseur en aanstaand gewichtsconsulent) twijfels bij de eigen verantwoordelijkheid van consumenten, als je zie hoe veel mensen achter hun 'voedingsgoeroe' aanlopen en de visie van diegene als waarheid aanzien, en dat zijn dan alleen nog de mensen die zich wel bewust met voeding bezighouden... Ik denk dat de grootste groep consumenten juist helemaal niet wel nadenken, maar verteld wil krijgen wat de juiste voeding is. En dan zeg ik als natuurvoedingsadviseur: eet vers, onbewerkt en biologisch, alles met mate en zo gevarieerd mogelijk. :-)

12:20 19 januari 2024

Een reactie geven

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met een *.